De top van de Mont Aigoual

“De Mont Aigoual is de hoogste berg van de Cevennen, maar hoogte zegt niet alles: de Cauberg is steiler dan de Ventoux. De Aigoual is zwaar maar gelijkmatig.”
Tim Krabbé, De Renner

Kilometer 103. We rijden met tegenzin weg van het terrasje in Cavaillac waar we hebben geluncht. Voor Bouke Bunink en Jan de Jong spaghetti Bolognese, voor mij een salade Landaise avec son foie gras. Ruud Voerman luncht met Cola en een gesprek met zijn baas. Nog 38 kilometer klimmen naar de top van de Mont Aigoual. Bouke en Ruud bepalen het tempo. Het gaat me net iets te hard, maar er staat een behoorlijke tegenwind. Het alternatief om alleen te komen zitten is minder aantrekkelijk dan af te zien achter de brede rug van Ruud.

Eindelijk lijkt het op fietsen in Frankrijk. Vanmorgen vertrokken we nog onder een zwaar bewolkte hemel uit Brusque, ingepakt met arm- en beenstukken, windjacks en sommigen met winterhandschoenen. Maar tegen de middag is het strakblauw, en geurt het onderweg naar brem, dennenhars en tijm. Alleen die wind.

Kilometer 106. Net als ik overweeg om toch maar te lossen roept er iemand: de bus! Achter ons doemt de reddende blauwe bus van Ahrens reizen op. We gebaren Fred om te stoppen zodat we de overtollige kledingstukken in de bus kunnen leggen.

Kilometer 109. Bouke en Jan fietsen gezellig keuvelend bij mij en Ruud weg. Ik probeer mijn hartslag rond de 140 te houden. Ruud heeft het lastig. Hij geeft een paar meter toe.

Kilometer 114. Ruud ligt nu een haarspeldbocht achter. Bouke en Jan zijn nergens meer te bekennen. Hagedisjes schieten weg voor mijn voorwiel. Een wat groter exemplaar in een National Geographic soort van oplichtend groen ligt platgereden op een halve meter van de berm. Hij heeft het niet gehaald.

Kilometer 119. Col de la Cravate. Ik haal Bouke en Jan weer in die bij het uitkijkpunt naar beneden staan te pissen. Voor me zie ik Rinze Oosterkamp in zijn Webtrainer shirt. Hij gaat goed. Mijn hartslag is inmiddels opgelopen naar 150. Bouke en Jan rijden me weer voorbij en ook de bus.

Kilometer 125. Col du Minier. Bouke en Jan zijn blijven wachten. Het waait hier behoorlijk en het is koud. We trekken onze jacks aan. Samen wachten we op Ruud. Hier vandaan gaat het een kilometer of 8 naar beneden voor de laatste klim naar de top van de Aigoual. In de afdaling hebben we de wind pal op kop. Je moet hard trappen om een beetje snelheid te maken. Ruud, normaal de beste daler van ons vieren, haakt af.

Kilometer 132. L’ Esperou. We beginnen de klim met z’n drieën. Ik voel me een stuk beter dan gisteren en besluit te proberen om bij Bouke en Jan te blijven. Het zweet druipt in stralen langs mijn zonnebril, zodat ik mijn hartslagmeter alleen nog zo vervormd zie dat ik hem niet meer goed kan aflezen. Nog 9 kilometer naar de top.

Kilometer 137. We passeren Wolter Busser en Wim Kommerkamp. De Col loopt hier heel gelijkmatig. Het stijgingspercentage is niet meer dan 4-5%. We halen Fred Charité en Simon Oud in. We tekenen er allemaal voor om op ons 66e nog zo te fietsen als Simon.

Kilometer 140. Nog 1 kilometer. We zien Jan van Lieshout vlak voor ons worstelen tegen de wind. Voor hem rijden nog Koen van Herbruggen en Frans van der Geer.

Kilometer 141. De top. Het stormt bovenop de Mont Aigoual. In de luwte van de bus volgt een algehele hergroepering. We hebben er ruim 3000 hoogtemeters opzitten vandaag. Maximale hartslag 162. Nog 25 kilometer afdalen naar Meyrueis.