Ravitaillering onderweg bij de blauwe bus

“Kun je niet eens beschrijven hoe onze dag eruit ziet?”, vroeg George. Dat is snel gedaan: fietsen, eten, slapen. Bovendien was ik al blij als ik ’s avonds mijn ogen lang genoeg open kon houden om er nog een stukje voor deze weblog uit te persen. Maar nu, in de bus onderweg van Carcassonne naar Tournus, kan ik een poging wagen.
Een uur voor het ontbijt gaat de wekker. Meestal is dat om 06.00u of 06.30u. Douchen, scheren en de verdere persoonlijke verzorging. In de wielrennerij noemen ze het soigneren. In de praktijk komt het erop neer dat je een poging onderneemt om je zitvlak te prepareren voor weer een lange dag op een hard zadel. Vijf tot acht uur per dag rondrijden in een zweterige koersbroek zorgt binnen een paar dagen voor doorzitplekken, ontstekingen, puisten en ander ongemak. Dus er wordt ’s morgens heel wat afgesmeerd om het leed te voorkomen, of althans enigszins te verzachten. Populair zijn: babyzalf, uierzalf (ook wel ‘spenenzalf’), vaseline, trekzalf en het broekvet van Born. Er zijn er ook die hun derrière en edele delen ouderwets in de Nivea zetten. Born heeft ook broekpoeder dat je in je koersbroek strooit en over de zeem uitwrijft. Dat bijt dusdanig dat het werkt als peper in je jeweetwel.
Dan is het tijd voor het ontbijt. Het is zaak daar minstens een kwartier vóór de afgesproken tijd aanwezig te zijn. In het zicht van een ontbijtbuffet veranderen al die meelevende, sociale medecoureurs namelijk in een bende hongerige, egoïstische eikels die op de afgesproken aanvangstijd alle beschikbare stokbrood al lang hebben omgezet in hun lunchpakket. Alleen aan de kruimels kun je nog zien dat jij oorspronkelijk zelf ook een croissant had. Als je geluk hebt vult de hoteleigenaar het buffet bij. Als je pech hebt was het een klassiek Frans ontbijt met 1 croissant en 1 stukje stokbrood met jam pp.
Om 07.30 u terug naar de kamer om de bidons te vullen met sportdrank en de zakken van je wielershirt vol te proppen met gelletjes, energierepen en de gejatte stokbroodjes van het ontbijt. Ariën Oskam reserveert één van zijn zakken voor winegums, omdat hij ooit ergens gelezen heeft dat de Rabobank ploeg tijdens de Tour de France meer kilo’s winegum dan pasta wegwerkt. Dan de bagage naar de bus brengen. De bandjes worden zo nodig bijgepompt en tussen 08.00u en 08.30u is iedereen vertrokken. Meestal na zo’n 50km (of op de eerste serieuze bergtop) staat onze onvolprezen chauffeur Fred Ahrens met zijn blauwe bus te wachten. De bidons worden bijgevuld, er wordt koffie met Cola gedronken, en verder gaat het weer. Om een uur of één gaat de groep Faasse lunchen, als het even kan met drie gangen en Cola. Andere groepen stoppen bij de supermarkt of een bakker voor de taditionele ‘pain aux raisins’ of ‘pain au chocola’.
Als je niet te hard fietst of te kort luncht tref je ook ’s middags nog een keer de blauwe bus. Daarna doorfietsen naar het hotel. Afhankelijk van de lengte en zwaarte van de etappe (en de groep waarin je fietst) kom je daar tussen 16.00u en 20.00u aan. Als de bus er is sjouw je je bagage naar je kamer en plof je op bed totdat je genoeg moed hebt verzameld om te gaan douchen en de was te doen. Met een ploeg toerfietsers in huis ziet ook het meest chique hotel er binnen ‘no time’ uit als een Napolitaanse achterbuurt. Uit elk slaapkamerraam druipen de wielertenues. Je knutselt een te dure ‘hersteldrank’ in elkaar en/of neemt een drankje in de bar in afwachting van het diner. Hier geldt dezelfde tactiek als bij het ontbijt. Dit jaar kregen we het avondeten veelal uitgeserveerd op aparte borden wat veel scheve ogen en opgezegde vriendschappen heeft voorkomen. Als het eten rond 21.30u is afgelopen verdwijnen de meesten naar hun kamer om nog even met thuis te bellen, een stukje te schrijven of TV te kijken. Maar tussen 22.00u en 23.00u is het gegarandeerd overal diepe rust. Tenslotte gaat om 06.00u de wekker weer.