Passie vind ik een k..woord. Het staat op nummer één van mijn persoonlijke top tien van meest ergerlijke clichés. Dat vond ik overigens ook al toen ik een jaar of tien geleden te horen kreeg dat wij ons werk voortaan met ‘passie’ gingen doen. Ik heb het leukste vak dat je je kunt denken. Niets is intrigerender dan uit te zoeken hoe reclame werkt en wat daarbij de rol van media is. Hoe krijgt een merk zo efficiënt en effectief mogelijk een plekje in het brein van de consument? Omdat ik er gewoon lol in heb bezoek ik het soort congressen waarbij je wat over je vak kunt leren (en niet die waar het meeste budget opgaat aan de BN-er en de stand up comedian van dienst, alsmede het feest na afloop), ben ik geabonneerd op (internationale) vaktijdschriften en lees ik alles wat los en vast zit over reclame en media of waarvan ik denk dat ik het er ooit mee in verband kan brengen. Ik heb altijd moeite gehad met collega’s die in hun ‘vrije tijd’ niet ‘voor hun werk’ willen lezen. Meestal lees ik 2 boeken tegelijk. Op dit moment ben ik bezig met ‘How we decide’ van Jonah Lehrer en ‘The original scroll’ van ‘On the Road’ van Jack Kerouac. Allebei aanraders.
Gelukkig ben ik niet de enige met de pest aan passie. Vandaag stond in Trouw een interview met Marja den Boer. Zij schreef het boek ‘Durven doen wat je raakt, 22 gesprekken over lef en bevlogenheid’. Ze gebruikt ‘bevlogenheid’ om het P-woord maar te vermijden. Passie en Adriaan. Belangrijkste eigenschappen van bevlogen mensen: “doen wat je plezier geeft”, “blijven leren” en “bijtanken door te ontspannen”.

Ontspannen is voor mij fietsen. Naast werken vind ik ook fietsen leuk. Als ik tegen een grote Alpen- of Pyreneeëncol op mag fietsen zelfs meer dan leuk. Bergop wordt fietsen bijna een religieuze ervaring. Maar als iemand op mijn begrafenis dreigt te gaan zeggen: “Fietsen was zijn passie”, trek hem dan alsjeblieft voor mij achter het spreekschavotje vandaan. Alleen als het gaat over het lijden van Jezus mag je het ongestraft over Passie hebben. En niemand die dat verhaal met meer bevlogenheid vertelt dan Bach in zijn Johannes en Matthaüs Passion. In deze tijd van het jaar zit die muziek in mijn hoofd en in mijn lijf. Op de racefiets heb ik nooit oortjes in. Dat zou trouwens ook buiten de koers verboden moeten worden. Maar ik merk dat ik tijdens mijn fietstrainingen begeleid wordt door de aria’s en koralen uit de passiemuziek van Bach. Op de cadans van de pedalen komen vanzelf de woorden van Picander boven. Vandaag was dat vooral de aria ‘Buss und Reu’. Nu kan dat komen omdat de weegschaal in de sportschool vanmorgen tamelijk genadeloos aangaf dat ik het over drie weken weleens heel lastig kan gaan krijgen in de Amstel Gold race (Kommt, Ihr Töchter, Helft Mir Klagen). Is het een profaniteit om met Bach te fietsen? Om na de 100km koffiestop weer je edele delen op het zadel te vleien onder de klanken van ‘O Schmerz’? Om bij ‘O Haupt voll Blut und Wunden’ in gedachten stil te staan bij Fabio Casartelli en Wouter Weylandt? Ik ben bang dat er deze dagen niet aan te ontkomen is. Ieder pedaaltempo heeft zijn eigen aria of koraal. Fietsen is Passion. Bach was een fietser.