Elke avond is er voor de rijders een verplichte briefing. Die begint met een foto en video compilatie van de afgelopen dag. Daarna wordt de etappe van de volgende dag besproken en krijg je te horen waar de lastige punten zitten in beklimmingen en afdalingen, en welke gevaarlijke situaties je onderweg kunt tegenkomen. Hoogtepunt was deze keer het weerbericht. Bij deze langste etappe van 164km werd op de top van de Col de l’Iséran een temperatuur verwacht van 3 graden en op de top van de Mont Cenis van 11 graden. Daarna zou het beneden in Italië een graadje of 25 worden en werd terug in Frankrijk boven in Serre Chévalier 22 graden verwacht.
Gelukkig had ik beenstukken en armstukken meegenomen. Mijn room mate voor de week ‘David from New Zealand’ had toevallig twee paar winterhandschoenen bij zich. Op het allerlaatse moment besloot ik ’s morgens vroeg om er daar toch maar 1 van aan te trekken. Dat was een hele goede beslissing. Bij de start ’s morgens om 07.00u voor de deur van ons hotel in Val d’Isère was het met 10 graden al bibberen geblazen.
Dat werd gedurende de beklimming bepaald niet beter. Ondanks dat de stijgingspercentages op de Col de l’Iséran oplopen tot 10 procent werd het nooit aangenaam.
Wederom probeerde ik me in te houden, voor zover dat mogelijk is op een klim van 15 kilometer met zulke statistieken achter zijn naam. Ik had mezelf zelfs zo goed ingehouden dat ik pas als 453ebovenkwam, precies op de tijd van het cut off schema. Het schema waarbij je er aan de finish wordt uitgegooid als je er een tikje overheen zit. Nu is er met die cut off points van Haute Route iets vreemds aan de hand. Klaarblijkelijk worden ze berekend over de gewenste gemiddelde snelheid gedurende de hele etappe. Er wordt dus geen rekening gehouden met de vraag of je het volgende ‘point of no return’klimmend of dalend bereikt. Balanceerde ik bovenop de Iséran dus nog op de rand van uitschakeling, een afdaling en een beklimming verder, op de top van de Mont Cenis, had ik een uur respijt opgebouwd.
Die afdaling was een belevenis op zich. De gevoelstemperatuur lag ver onder het vriespunt. Wat was ik blij met de handschoenen van David. Ik zoefde voorbij talloze bibberende medecoureurs die door hun koude handen zo weinig controle meer over hun fiets hadden dat ze heel behoedzaam en moeizaam naar beneden gingen.
De afdaling van de Mont Cenis naar Bardonecchia in Italië is ook het vermelden waard. 35 kilometer van links naar rechts naar beneden dansen over Europees gesubsidieerd asfalt. Heerlijk. Daarna in de bloedhitte het dal weer uitklimmen over een drukke autostrada met stijgingspercentages van 8-10% was minder. De Col de l’Echelle levert ook een paar mooie vergezichten op voor zover je daar na 150 kilometer afzien nog gevoelig voor bent. Maar uiteindelijk 3 uur voor de tijdslimiet als nummer 404 gearriveerd in Serre Chévalier. In de winter lijkt het me er leuker. Maar wel handschoenen meenemen.