Afgetraind en welgemoed aan de start

 

Zeven dagen denken dat je een profwielrenner bent. Dat is misschien wel de grootste charme van de Haute Route. In 2012 begonnen met een wedstrijd van zeven dagen door de Alpen, van Geneve naar Nice. Later uitgebreid met een Pyreneeën en een Dolomietenversie. Volgend jaar staat een testevenement in de Rocky Mountains gepland.
Als amateurfietser wordt je helemaal in de watten gelegd. Fietsen, eten en slapen is alles wat je hoeft te doen. De rest wordt voor je geregeld. Hoewel het parcours officieel niet verkeersvrij is, is er een legertje aan vrijwilligers en ‘motards’ die de kruispunten onderweg afzetten, en tegemoetkomende kampeerwagens de kant induwen. In de praktijk kun je dus in 99% van de gevallen doorfietsen. Verder rijden er 3 MAVIC wagens mee met reservemateriaal, wielen en zelfs complete fietsen, mocht je eigen karretje onder de druk of een valpartij bezwijken. Dit jaar slaagde een dame er voor mijn ogen in om op de eerste klim van de derde etappe haar linkercrank finaal af te breken. Die heb ik de rest van de week dus op zo’n geel MAVIC fietsje rond zien rijden. Verder zijn er twee ambulances in koers en twee artsen achterop een motor. Die zijn niet overbodig. In de hectiek van de eerste etappe, al vóór de eerste officiële klim liepen er in een natte afdaling een aantal heren in een bocht te hard van stapel en onderuit. Toen ik de volgende ochtend aan de dokter vroeg hoe het was afgelopen vertelde ze dat ze de eerste dag al 3 man in het ziekenhuis had afgeleverd. Twee met botbreuken en één met een hersenschudding. Wat dat betreft is het net de echte Tour. Allerlei mensen menen zo’n eerste dag dat ze vooraan moeten fietsen terwijl ze daar niks te zoeken hebben.

Etappeschema

 

De eerste dag was dus nat dit jaar. Rit 1 vertrok om 07.30u vanuit Anglet (Biarritz) richting de finish bergop op La Pierre Saint-Martin. Anders dan de Tourrijders in hun eerste Pyreneeënetappe dit jaar moesten wij eerst nog 2 andere cols over: de Col de Burdincurucheta en de Col de Bargagui. Nu was ik die al eens opgefietst en ik had er geen goede herinneringen aan. De Burdincurucheta is een Baskische bruut, die je gelijk duidelijk maakt wat fietsen in de Pyreneeën inhoudt. Als het bordje zegt dat de volgende kilometer een stijgingspercentage heeft van 11%, dan moet je niet gek opkijken als een paar honderd meter van 8% worden afgewisseld met stukjes van 15%-18%. En daarbij val ik (bijna) stil. Zeker in zo’n eerste etappe, waarbij je laatste serieuze training de Duinentocht van Le Champion was met een totale stijging (D+ – Dénivellation positive) van 242m.
Als toetje mochten we, net als de Tourprofs dus de Col de la Pierre Saint-Martin opfietsen. Voor de ouderen onder ons: dat is wat vroeger de Soudet heette, met een klein staartje. Meneer Froome kon daar op de steile stukken wegfietsen van de concurrentie met 100 omwentelingen per minuut. Ik haalde er staand met moeite 40 bij een verzet van 34-28. Gelukkig lag het niet alleen aan mij. De hele week had iedereen het er nog over hoe erg de slotklim op de eerste dag wel niet was geweest. Wat ook minder was dan gebruikelijk, waren de voorzieningen bovenop de berg. Geen douches, een maaltijd die niet aan de Haute Route standaard voldeed (dit was mijn 3e Haute Route) en een verplaatsing van bijna 2 uur in de bus naar Pau. Maar ja, dan moet je ook maar niet in een onherbergzaam bergdorp willen finishen zonder je eigen helikopter mee te nemen. Voordeel was dat de volgende dag een ‘rondje Pau’ op het programma stond, zodat je twee nachten in dezelfde hotelkamer kon blijven.
Viel de tweede dag dan mee? Eigenlijk wel. Mijn benen voelden in elk geval beter. Hoewel de Col de Marie-Blanque ook een kreng is, zeker in de laatste vier kilometer. Maar de Aubisque en de Soulor liggen me wel. Ondanks de regen in het begin, waardoor je de hele dag rondrijdt met een natte Pamper tussen je benen (om Marijn de Vries te citeren) en met natte voeten. Rein Stevens, mijn kamergenoot voor de week, dacht er overigens niet geheel hetzelfde over. Hij had op dag één al last gekregen van een pees in zijn knie, waardoor hij op dag twee de laatste vier kilometer van de Aubisque alleen nog maar op kon komen met één voet uit het pedaal.

Op dag drie stonden de Soulor (van de andere kant) en Hautacam op het menu. Het was in elk geval droog, dat was al wat. Hautacam is misschien wel de Pyreneeste van de Pyreneeëncols. Er zitten voor mijn gevoel zelfs stukjes afdaling in, die je dan weer moet bekopen met een Keutenbergje of wat. De afdaling na de finish, naar Argeles-Gazost, mochten we zelf doen. In Argeles hadden we Hotel Beau-Site toegewezen gekregen. Een mooi karakteristiek Logis-de-France hotel met bloemetjesbehang en een fijne muffe Franse hotelgeur, gerund door een schattig echtpaar van ver in de tachtig. Dat er dan geen lift is hoort erbij. Wat met een 90 liter haute Route tas van 25 kilo dat toch een extra klimmetje betekent. Voor mij twee, want ik zag dat mijn eenbenige vriend niet zo snel doen. Die haalde gelukkig wel weer de ‘cut-off’met zijn ene been.