Warm uitzicht vanuit hotel Laudinella

Misschien had dit stukje de Oberalppass moeten heten. Dat was verreweg de zwaarste klim van de dag. Maar de eerste beklimming, de Julierpass, was er één die de meeste deelnemers aan de Haute Route niet licht zullen vergeten.
Dat geldt misschien niet voor de top van het klassement waar mijn kamergenoot Tom toe behoort. Volgens hem was het op de top van de Julierpass mistig, maar verder wel ok. Dat gold echter niet voor de sukkelaars daar achter, waar ik er zelf één van ben.
Een kilometer of drie voor de top werd het al behoorlijk mistig. Tegen de tijd dat we moesten afdalen was de mist te snijden en regende het ook nog eens behoorlijk hard. De remblokjes kregen het zwaar te verduren. Als je pas 5 tot 10 meter voor een haarspeldbocht kunt zien hoe je moet sturen om niet in het ravijn te lazeren wil je niet te hard naar beneden. De regen en de nattigheid maakten ook nog eens dat iedereen binnen een kwartier verkleumd was tot op het bot. Bij de ravitaillering aan de voet van de Lenzerheidepass werd duidelijk welk slagveld er was aangericht. Sommige renners stonden letterlijk te shaken. Dusdanig ten prooi aan oncontroleerbare rillingen over hun hele lijf dat je je afvroeg of ze nog wel rechtdoor verder zouden kunnen fietsen.
Gelukkig was het de rest van de dag droog. De laatste klim, de Oberalppass was vooral lastig doordat de omstandigheden zoveel van iedereen hadden gevergd dat er bitter weinig energie meer in de tank over was. Compleet leeg kwam ik aan op de top.
Aan het eind van de dag bleek dat er 20 deelnemers waren afgestapt (of de tijdslimiet niet hadden gehaald), bijna net zoveel als in alle voorgaande dagen bij elkaar.

Was het een fijne fietsdag? Niet echt, denk ik. Bij de briefing ’s avonds was de algemene opinie dat het ‘by far the worst day on a bike ever’ was geweest. Maar we hadden het dan toch maar mooi geflikt. Dat dan weer wel.