Hoe warm het was, en hoe ver. Ik ben nog van de generatie die de Camera Obscura van Hildebrand/Nicolaas Beets op school heeft moeten lezen. Deze zin was nog ergens in mijn geheugen achtergebleven.
“Het was een brandendhete vrijdagachtermiddag in zekere Hollandse stad: zo heet en zo brandend, dat de mossen op het dak gaapten, `t welk, op gezag der Hollandse manier van spreken, de grootste hitte is, die men zich voor kan stellen.”
De 4e etappe ging vandaag van Dracy-le-Fort naar Sarcey, ofwel van de Bourgogne, via de
Maçon naar de Beaujolais. Maar liefst negen Cols en Cotes moesten er vandaag beklommen worden. Volgens Fred Charité is het verschil tussen een Col en een Cote dat je de eerste opfietst en langs de andere kant weer afdaalt, terwijl je bij een Cote eindigt op een plateau, en dus boven blijft. Fred kan het weten, want hij fietst de 100 Cols tocht al voor de derde of vierde keer. Het klimwerk wordt overigens duidelijk serieuzer.
En het was vandaag met 37 graden op sommige fietscomputers erg warm en met 167 kilometer ook erg ver. Het asfalt smolt en wij ook. Allebei geen pretje. En dan had ik het geluk dat ik nog enigszins bij de kopgroep kon aanklampen, waardoor ik na 6:49u op de fiets en 2250 hoogtemeters in de benen met een gemiddelde van 24,4 km/u al om half vijf onder de luifel van het hotel kon neerploffen. De ‘bus’ kwam pas tegen zeven uur binnen. Die hebben dus nog 2,5 uur langer in de brandende zon gefietst. Morgen eerst een verplaatsing naar Beaufort en daarna via onder andere de Col des Saissies (1650m), de Col des Aravis (1498m), de Col de la Croix Fry (1477m) en een rondje om Annecy naar de plaats van bestemming: Alby-sur-Chéran. Het klimmen wordt morgen echt menens.