Op 27 mei hield het NPSO (Nederlandstalig Platform voor Survey Onderzoek) een bijeenkomst over vragenlijsten in onderzoek. Hoe stel je een vraag die iedereen op dezelfde manier begrijpt? En dan liefst ook nog op de manier die jij als onderzoeker hebt bedoeld. Dat valt nog niet mee. Je kunt je vraag testen met een combinatie van kwalitatief en kwantitatief vooronderzoek. Je kunt er een commissie over laten beslissen. Je kunt ook heel veel bijna dezelfde vragen op verschillende manieren stellen. Vraag is of de ondervraagden daar blij van worden. Maar dat het nodig is om vooraf heel goed na te denken over de vragen die je wilt stellen staat buiten kijf. Zelfs met op het oog heel simpele vragen kan het nog mis gaan. Will Tiemeijer, onderzoeker bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en schrijver van het boekje ‘Wat 93.7% van de Nederlanders moet weten over opiniepeilingen’ liet zien hoe het mis kan gaan.

Als voorbeeld gebruikte Will de vraag naar ‘het vertrouwen in de regering’. Nu was Will zelf ook niet helemaal duidelijk over welke vraag naar ‘het vertrouwen in de regering’ hij nu precies bedoelde. In zijn boekje maakt hij gebruik van de Eurobarometer vragenlijst. Daar luidt de gewraakte vraag:
Ik wil u nu een vraag stellen over het vertrouwen dat u heeft in bepaalde instellingen. Zegt u voor al deze instellingen of u geneigd bent om ze wel te vertrouwen of niet te vertrouwen?
Veel Europese instellingen, maar ook: “De Nederlandse regering”.
Antwoordmogelijkheden: Geneigd te vertrouwen/geneigd niet te vertrouwen/weet niet.
(Mijn vertaling. Op het web kon ik alleen de Engelstalige versie van de vragenlijst vinden – JHF)
Het SCP (Sociaal en Cultureel Planbureau) stelt de vraag op een iets andere manier in het Continue Onderzoek Burgerperspectieven (COB):
Hoeveel vertrouwen heeft u op dit moment in de volgende instellingen in Nederland?
Antwoordmogelijkheden: (1= geen enkel vertrouwen – 10= alle vertrouwen) en een categorie “ik weet het niet”
Instellingen onder andere: “De regering” en “De Tweede Kamer”

Sinds Fortuyn wil de regering graag op de hoogte gehouden worden van wat ‘de mensen in het land’ vinden. Naar verluidt werd de uitslag tot voor kort elke maand in de Trèveszaal behandeld.

Maar wat betekent het als 59% van ‘de Nederlanders’ vertrouwen heeft in ‘de regering’? (COB 2009-I) Ik neem aan dat ze Balkenende en Bos dan minstens een zesje geven. Maar is die zes wel voor Bos en Balkenende bedoeld?

Will stelde een aantal extra vragen rondom de vertrouwensvraag. Bijvoorbeeld: Wie is ‘de regering’? Dan blijkt helaas maar 3% van de ondervraagden te weten dat dat de combinatie is van de minister-president, de ministers én de koningin. OK, een instinker, Will geeft het toe. Maar 44% rekent ook de ‘Tweede Kamer’ tot de regering, 20% ‘de politieke partijen’ en 19% ‘alle politici in Den Haag’.
En het zijn vooral de mensen die niet precies weten wie of wat de regering is die het minste vertrouwen hebben. Bij een toekomstige daling van ‘het vertrouwen in de regering’ moet de oppositie dus maar niet al teveel (Kamer-)vragen stellen.

De slides van de lezing van Will Tiemeijer zijn te downloaden via de NPSO website. Zoeken op auteur.