Mooie jongen

Om van Carcassonne bij de Mont Ventoux te komen moet je een heel eind fietsen. Volgens de route van de 100 Cols tocht zelfs ruim 500 kilometer. En om er een beetje in te komen hebben we straks 8000 hoogtemeters in de benen voordat we aan de Kale Berg toe zijn. Vandaag was zogenaamd een overgangsetappe. Ik haat het als ik koud uit het hotel al meteen moet klimmen. De Col de Perjuret mochten we gisteren af en vandaag op. En dan was er ook nog een kilometer bij zonder asfalt. ‘Strade bianchi’ klinkt romantischer dan wat het in feite is: stuiterend door het grind omhoog bikkelen en hopen dat je niet op je plaat of plat gaat.
13 kilometer verder kregen we de Col de Solperiere (!) Daar staat ook in de routebeschrijving zo een uitroeptekentje bij. Dat zegt niks over het adembenemende uitzicht, maar wel dat de klim gedeeltelijk steiler is dan 10%. Om alvast even te voelen wat de Ventoux morgen met ons gaat doen. Van mij had het na de koffie gemogen. Na 55 kilometer kregen we er nog zo één, de Côte de Ste Croix, niet eens een Col dus. Het verschil voel je niet echt, kan ik u vertellen. Al met al hebben we vandaag weer 7 Cols en 2 Côtes mogen bijschrijven, samen goed voor 2300 meter omhoog fietsen.
Verder wordt het steeds meer vakantieweer, zodat ik de heren Bunink, de Jong en Voerman niet langer hoef te smeken om op een Frans terras te mogen zitten voor de koffie of de lunch. Bouke heeft er overigens sinds vanmorgen een bijnaam bij. Gisteravond kreeg hij bij zijn 6e Cola al nietsvermoedend een zoen van de Patronne van Hotel Mont Aigoual. De Cevennen is een arme streek in Frankrijk. Wij verkeerden dus nog in de veronderstelling dat Bouke met zijn Cola omzet het hotel van de ondergang had gered. Maar vanmorgen verscheen mevrouw in badjas aan het ontbijt. Bouke was net naar boven gegaan om zijn tanden poetsen. “Ou est le chef de l’equipe?” wilde ze weten. Jac Zwart stond al hoopvol op, maar tevergeefs. “Non, non, ce beau qui pedale”, ofwel: die mooie jongen die zo lekker ronddraait. Nu draait Bouke over het algemeen inderdaad lekker rond, maar hoe zij dat moest weten was toch wel een bron voor de nodige speculaties. Bouke zit er aan vast: le beau qui pedale.